Jiujitsu

Foto: Bo Leensen

Jiujitsu is een vechtkunst gericht op zelfverdediging tegen gewapende en ongewapende aanvallers. Een jiujitsuka (=beoefenaar van jiujitsu) leert om de kracht van een tegenstander te gebruiken om die te overmeesteren of uit te schakelen. Daarbij maken jiujitsuka’s gebruik van een breed palet aan technieken, waaronder stoten, trappen, worpen, klemmen, hef- en rotatiebewegingen, breektechnieken en drukpunten.

Jiujitsu bij Radbudo

Bij Radbudo beoefenen we jiujitsu volgens het curriculum van de Judo Bond Nederland. Dat betekent onder meer dat we trainen in gi (een judopak) en een bandensysteem hanteren om het niveau van de deelnemers aan te geven.

In onze trainingen geven we aandacht aan verschillende aspecten van jiujitsu: technische vaardigheid, sport/competitie en zelfverdediging. Het grootste gedeelte van de les bestaat uit het aanleren en oefenen van techniek, maar aan het einde van de les is er meestal ruimte om even te sparren.

Onze wedstrijden volgen de regels van het Jiujitsu Fighting System. Kenmerkend voor dit systeem is onder meer dat trappen en stoten ‘semi-contact’ worden uitgevoerd: je mag je tegenstander wel raken, maar het mag geen schade veroorzaken.

Onze trainingen zijn geschikt voor alle niveaus, van beginners tot gevorderd. We zorgen er altijd voor dat iedereen op diens eigen niveau kan trainen, in een veilige, respectvolle en gezellige omgeving.

Waarom jiujitsu?

Je kiest voor jiujitsu als je:

  • een brede, gevarieerde vechtsport zoekt waarin ruimte is voor vrijwel alle denkbare technieken;
  • je jezelf wil leren verdedigen in allerlei situaties, tegen een of meerdere aanvallers;
  • je het leuk vindt om via periodieke examens toe te werken naar een steeds hogere graduatie.

Oorsprong en filosofie

Jiujitsu is van oorsprong een Japanse vechtkunst. Volgens de overlevering werden de technieken gebruikt door de samoerai, die als onderdeel van hun opleiding ook leerden vechten zonder wapens. Daarbij werd relatief weinig gebruik gemaakt van trap- en stoottechnieken, die immers weinig effectief waren tegen een tegenstander in harnas. In plaats daarvan lag de nadruk op worpen, klemmen, verwurgingen en het grondgevecht.

Jiujitsu betekent ook zoiets als ‘zachte kunst’ (jiu = zacht en jitsu = kunst). Dat zachte verwijst naar de onderliggende filosofie: meebewegen en de kracht van de je tegenstander gebruiken. Zachtaardig was het oude jiujitsu echter allerminst; het was een krijgskunst bedoeld om tegenstanders uit te schakelen en indien noodzakelijk te doden.

Er is niet één soort jiujitsu. In het oude Japan bestonden honderden verschillende scholen (ryu’s) die allemaal hun eigen stijl kenden. Zij lieten zich inspireren door elkaar en door meesters uit andere landen, waaronder China. Over de jaren heen heeft die ontwikkeling zich doorgezet. Zo zijn bijvoorbeeld slag- en stoottechnieken uit het karate opgenomen in het jiujitsu, maar zijn er ook nieuwe krijgskunsten ontstaan uit het jiujitsu – judo, aikido en Braziliaans jiujitsu, bijvoorbeeld.